5. Hoe gebruik je plug-in effecten?

Laten we eerst naar de effecten kijken: Je kunt een plug-in effect zien als een gitaareffectpedaal: Je moet er eerst een audiosignaal in sturen voordat het er "bewerkt" uit kan komen. Het plug-in effect moet worden geladen of ingevoegd in een audiospoor dat een opname bevat - daarom spreken we ook van invoegeffecten.

Vaak worden er extra equalizers of compressors gekocht die oude en "dure" hardwareprocessors of -apparaten simuleren. Plug-ins die met de DAW worden meegeleverd, hebben vaak een neutrale klank en zijn daarom flexibeler en minder "speciaal".

Audio-effecten kunnen rechtstreeks in het audiospoor worden ingevoegd. Dit betekent echter dat het effect alleen op dit spoor kan worden gebruikt. Omdat een plug-in zo vaak kan worden geopend als je wilt, kan hij op het volgende spoor gewoon weer worden gebruikt - zolang de computerbronnen toereikend zijn. Door verschillende plug-in-effecten te combineren, zijn hele individuele geluiden te creëren.

Je kunt ook een retourspoor gebruiken - een send-regelaar zorgt er dan voor dat alle sporen evenredig van het effect profiteren. Dit wordt meestal gedaan met galmeffecten en vertragingen, wat niet alleen sonische redenen heeft, maar ook resources bespaart. Het basisprincipe doet erg denken aan oude opnametijden met een groot mengpaneel en veel extra hardware. Bijna alle DAW's hebben hun "virtuele" mengpaneel hierop gebaseerd. De basisregel is: één opname = één spoor. Daarbij kunnen zoveel plug-ins, d.w.z. effecten, per spoor worden gebruikt als nodig is totdat de computer geen vermogensreserves meer heeft.

Uw contactpersoon